**  De collectieve sector, 5e druk  **

ecC45


1 Van nachtwakersstaat tot verzorgingsstaat
2 De onvolkomenheden van de vrije markt
3 De uitgaven van de collectieve sector
4 De inkomsten van de collectieve sector
5 De Rijksbegroting en begrotingstheorieën
6 De collectieve sector en de marktsector
7 Privatisering en deregulering
8 Organisatie van belasting- en premieheffing
Trefwoorden
ISBN: 978 94 6112 092 2

Je begon met het idee van een nachtwakersstaat. Een land waarin de overheid zich nauwelijks met de economie bemoeit. Jij stelde je voor hoe dat zou zijn: geen sociale zekerheid, geen onderwijs, geen zorg. Alleen bescherming tegen vijanden en een goed functionerend geldsysteem. Maar al snel zag je dat dit niet werkte. Kinderarbeid, armoede, miserabele werkomstandigheden: jij voelde hoe de zwakkeren in de samenleving aan hun lot werden overgelaten.
Toen kwam de omslag. Jij las over het Kinderwetje van Van Houten uit 1872, en je begreep dat de overheid moest ingrijpen. Zo ontstond de verzorgingsstaat. Jij zag hoe Nederland veranderde: de overheid ging zich bemoeien met pensioenen, onderwijs, werkloosheid en gezondheidszorg. Jij realiseerde je dat jouw kinderbijslag, studiefinanciering en schoolkosten allemaal onderdeel zijn van die collectieve sector.
Je dook in de cijfers. De collectieve geeft miljarden uit. Jij rekende uit hoeveel daarvan naar jou ging via onderwijs, zorg en uitkeringen. En je begreep dat dit geld uiteindelijk weer in de marktsector terechtkomt, omdat jij het uitgeeft aan boodschappen, huur en andere diensten.
Maar jij betaalt ook. Via belastingen en premies draag jij bij aan die collectieve uitgaven. Je ontdekte het verschil tussen directe en indirecte belastingen, en hoe de Belastingdienst alles organiseert. Je leerde over het solidariteitsbeginsel: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. En het profijtbeginsel, waarbij alleen gebruikers betalen. Jij vroeg je af: wat is eerlijk?
Je realiseerde je dat de collectieve sector en de marktsector elkaar nodig hebben. Zonder goede infrastructuur zoals wegen, bruggen en onderwijs, kan de markt niet functioneren. Jij zag hoe ambtenarensalarissen en uitkeringen weer worden uitgegeven in de marktsector. En je begreep dat bezuinigingen in de collectieve sector ook gevolgen hebben voor bedrijven.
Je las over privatisering en deregulering. Jij zag hoe overheidstaken werden overgedragen aan particuliere bedrijven. Soms werkte dat goed, soms leidde het tot misstanden. Jij dacht na over de NS, woningcorporaties en zorginstellingen. Je vroeg je af: is de burger echt goedkoper uit? En wie houdt toezicht?
Je leerde over vraageconomen en aanbodeconomen. Jij begreep dat de overheid tijdens een recessie de economie kan stimuleren door meer uit te geven, maar dat dit ook risico's met zich meebrengt: staatsschuld, inflatie, en soms zelfs een averechts effect. Jij dacht na over de draagvlaktheorie: een gezonde marktsector is nodig om de collectieve sector te kunnen dragen.