**  Producentengedrag, 5e druk  **

ecC25


1 Marktprijs en producentengedrag
2 De prijselasticiteit van het aanbod
3 De productiefunctie en de meeropbrengsten
4 De variabele en de marginale kosten
5 Maximale winst en optimale productie-omvang
6 De constante kosten
7 De kosten en de winst
8 Prijstrajecten en aanbodlijn
9 Het break-even punt en een terugblik
Trefwoorden
ISBN: 978 94 6112 105 9

Stel dat je aan het roer staat van je eigen onderneming. Elke dag neem je beslissingen: hoeveel ga je produceren, tegen welke prijs, en met welke middelen? Je ontdekt dat jouw gedrag als producent sterk afhangt van de markt waarin je opereert.
Je merkt dat je soms geen invloed hebt op de prijs: dan ben je een hoeveelheidsaanpasser op een markt met volledige concurrentie. Maar als jij de enige aanbieder bent, ben je een prijszetter: een monopolist. En als je met een paar anderen de markt deelt, ben je een oligopolist, voorzichtig manoeuvrerend om een prijzenoorlog te vermijden.
Je ontdekt hoe jouw aanbod reageert op prijsveranderingen. Heb je een koelcel? Dan kun je aardappelen bewaren en wachten op een betere prijs. Zonder koelcel moet je snel verkopen, wat je aanbod inelastisch maakt. Je leert hoe bewaarcapaciteit je onderhandelingspositie versterkt.
Je ziet hoe producenten soms achter de markt aanlopen. Als de prijs van varkensvlees stijgt, gaan varkenshouders meer varkens mesten. Maar tegen de tijd dat ze slachtrijp zijn, is het aanbod te groot en daalt de prijs. Vervolgens gaan de varkenshouders minder varkens mesten en als die op de markt komen, stijgt de prijs want het aanbod is te laag: de varkenscylus. Jij leert hoe samenwerking en contracten deze cyclus kunnen dempen.
Je duikt in je productiefunctie: hoeveel output levert één extra eenheid input op? Je ontdekt de Wet van de toe- en afnemende meeropbrengsten. Eerst stijgt je efficiëntie, dan daalt die. Je leert dat, als je streeft naar maximale winst, je moet produceren in het traject van afnemende meeropbrengsten: het rationele traject.
Je onderscheidt variabele kosten (zoals veevoer) en constante kosten (zoals afschrijvingen). Je berekent marginale kosten: wat kost het extra om één extra eenheid te produceren? Je ontdekt dat je optimale productie-omvang ligt waar de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten (MO = MK).
Je berekent je totale winst en ziet dat constante kosten geen invloed hebben op je optimale productie-omvang, maar wel op je winst. Je leert dat jouw aanbodlijn overeenkomt met het stijgende deel van de MK-lijn — vanaf het shut-down punt.
Je herkent drie prijstrajecten:
1 w
instmaximalisatie: marktprijs > GTK
2 verliesminimalisatie: GVK < marktprijs < GTK
3 stoppen: marktprijs < GVK
Je weet nu wanneer je moet doorgaan, zelfs met verlies, en wanneer stoppen verstandiger is.
Je ontdekt het break-even punt: de productie-omvang waarbij je precies uit de kosten komt en je winst dus € 0 is. Elke marktprijs heeft zijn eigen break-even punten. Je leert dat nutsbedrijven vaak kostendekking nastreven.