** Consumentengedrag, 7e druk **
ecC17

1 Individuele en collectieve goederen
2 Lenen, sparen en beleggen
3 Bescherming van de consument
4 Pensioenvoorzieningen
5 Consumentenprijsindex (CPI)
6 De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid
7 De Engelkromme en de inkomenselasticiteit
8 Kruisprijselasticiteit
Trefwoorden
ISBN: 978 94 6112 090 8
Je maakt elke dag keuzes. Zal je je geld uitgeven aan een nieuwe jas, of toch sparen voor die vakantie? Je leerde dat schaarste de reden is dat je moet kiezen: je middelen zijn beperkt, je behoeften niet. En dus denk je na over hoe je je geld en tijd het beste inzet.
Sommige dingen kun je niet zelf kopen — zoals dijken, politie of rechtspraak. Je leerde dat dit collectieve goederen zijn, die door de overheid worden geregeld. Maar er zijn ook quasi-collectieve goederen, zoals onderwijs en openbaar vervoer, die deels door de overheid en deels door bedrijven worden aangeboden. Jij dacht na over privatisering en vroeg je af: wat gebeurt er als de overheid zich terugtrekt?
Je wilde iets kopen wat je nu nog niet kunt betalen. Dus ontdekte je consumentenkrediet: koop op afbetaling en huurkoop. Je rekende uit hoeveel rente je eigenlijk betaalt en kwam erachter dat een persoonlijke lening vaak voordeliger is. Je leerde ook over beleggen, van veilige obligaties tot risicovolle aandelen. En hoe de koers van een aandeel tot stand komt.
Je realiseerde je dat reclame niet altijd eerlijk is. Je leerde het verschil tussen informatieve, misleidende en sluikreclame. Je ontdekte dat er organisaties zijn zoals de Consumentenbond en de Reclamecode Commissie die jouw belangen behartigen. En je las over wetten zoals de Colportagewet en de Prijzenwet die jou beschermen tegen oneerlijke praktijken.
Je keek vooruit. Wat gebeurt er als je met pensioen gaat? Je leerde over de drie pijlers van het Nederlandse pensioenstelsel: AOW, werknemerspensioen en individuele voorzieningen. Je ontdekte het verschil tussen eindloon-, middelloon- en beschikbare premieregelingen. En je vroeg je af: heb ik straks een pensioengat?
Je wilde weten of je inkomen nog genoeg is om van te leven. Dus dook je in de consumentenprijsindex (CPI). Je leerde hoe het CBS met budgetonderzoek berekent hoe de kosten van levensonderhoud veranderen. Je rekende uit of je koopkracht stijgt of daalt, en snapte waarom inflatie zo'n grote rol speelt in loononderhandelingen.
Je vroeg je af: wat gebeurt er met de vraag als de prijs stijgt? Je leerde over prijselasticiteit en ontdekte dat de vraag naar sommige goederen (zoals voedsel) inelastisch zijn, terwijl luxe goederen sterk reageren op prijsveranderingen. Je rekende uit wanneer een prijsverhoging leidt tot meer of minder omzet.
Je keek naar de invloed van inkomen op je koopgedrag. Je leerde over de Wet van Engel: hoe bij stijgende inkomens de gevraagde hoeveelheid voedsel nauwelijks stijgt. Je tekende Engelkrommen en ontdekte het verschil tussen noodzakelijke, luxe en inferieure goederen. En je vroeg je af: waar koop ik meer of minder van als ik meer ga verdienen?
Tot slot leerde je over kruisprijselasticiteit: hoe de prijs van het ene goed invloed heeft op de gevraagde hoeveelheid van een ander goed. Je ontdekte het verschil tussen substitutiegoederen (zoals koffie en thee), complementaire goederen (zoals auto's en benzine) en onafhankelijke goederen (zoals bloemen en brood). Jij snapte hoe bedrijven hier slim op inspelen.


